De Lutherroos
Maarten Luther schrijft zelf over de Lutherroos:
“Nu ge vraagt, of de graveur zijn werk goed gedaan heeft, wil ik u meteen vertellen, hoe ik dit zegel bedoeld heb als een merkteken van mijn theologie. Het eerste moet een kruis zijn, een zwart kruis in een hart in zijn natuurlijke kleur, om er mij steeds weer aan te herinneren dat het geloof in de Gekruisigde ons zalig maakt.
Want de rechtvaardige zal uit zijn geloof leven, uit zijn geloof aan de Gekruisigde. Zulk een hart moet midden in een witte roos staan om aan te duiden dat het geloof vreugde, troost en vrede geeft. Daarom moet die roos wit zijn en niet rood, want wit is de kleur der geesten en van alle engelen. Zulk een roos staat in een hemelsblauw veld omdat die vreugde in de geest en in het geloof de aanvang is van de komende hemelse vreugde. En dan daaromheen een gouden ring, die zegt dat deze zaligheid in de hemel eeuwig duurt en geen einde heeft en zoveel kostelijker is dan alle aardse vreugde en goed, als het goud schoner is, edeler en kostbaarder dan alle andere metalen.”
De Zwaan
Naast de Lutherroos is de zwaan ook een herkenningsteken van de Lutherse kerk. Het gebruik van de zwaan als symbool vindt zijn oorsprong in een oude legende die verbonden is aan de Tjechische hervormer Johannes Hus, die aan het begin van de 15e eeuw de wantoestanden binnen de RK kerk aan de kaak stelde. Het Concilie van Trente riep hem ter verantwoording. Johannes Hus kreeg van keizer Sigismund aanvankelijk een vrijgeleide, maar dit mocht niet baten.
De kerkelijke autoriteiten namen hem gevangen en veroordeelden hem tot de brandstapel.
In afwachting van de voltrekking van het vonnis schreef hij: “Jullie zullen nu een gans braden (“hus” is het Boheemse woord voor gans) maar over 100 jaar zullen jullie een zwaan horen zingen, die gij wel moet verdragen, en daar zal het ook bij blijven, zo God het wil”. Later herinnerde men zich deze woorden van Hus en meende dat het sloeg op Maarten Luther. Zo werd de zwaan het symbool van Luther en de Lutherse kerk.